Tussen twijfel en wetenschap

Afgelopen week veroorzaakte president Donald Trump wereldwijd ophef door stellig te beweren dat paracetamol tijdens de zwangerschap en vaccinaties autisme veroorzaken – zonder enig bewijs. Gezondheidsautoriteiten spraken van onnodige en zelfs gevaarlijke bangmakerij. Maar in het geraas van stelligheid raakt één vraag snel ondergesneeuwd: hoe voeren we als artsen dit gesprek met onze patiënten?

Wanneer medische discussies verhit raken, zetten medici de ervaringen van hun patiënten soms te snel weg als ‘anekdotisch’, en wordt het stellen van een vraag al snel gelezen als aanval op wetenschappelijke kennis. Maar patiënten hebben vragen en willen gehoord worden – terecht.

Als zij niet bij hun arts terechtkunnen, ontstaat er een leegte, een vertrouwensvacuüm, waarin minder zorgvuldige stemmen graag springen.

Voor de duidelijkheid: kenniscentra en richtlijnen blijven paracetamol adviseren als eerste keus bij pijn en koorts tijdens de zwangerschap – alleen bij klachten, in de laagste werkzame dosering en zo kort mogelijk. En uit onderzoek blijkt dat vaccinaties geen autisme veroorzaken. Dat kader is belangrijk om rust te bewaren.

Wat ook zou helpen, in de spreekkamer en daarbuiten, is als we als artsen eerst luisteren, dan ordenen, en dán pas oordelen. Als een pril zwangere vrouw met koorts vraagt of ze paracetamol mag nemen, luister dan eerst serieus naar haar zorg. Verzamel vervolgens alle relevante informatie, inclusief het klinische beeld. Pas daarna volgt een oordeel waarin je medische feiten deelt én haar bezorgdheid erkent.

Bagatelliseer de vragen van ouders niet. Leg uit wat we wél weten en wat (nog) niet. Ga volwassen om met onzekerheid, in plaats van die als zwakte te zien. Wetenschap is altijd in ontwikkeling; inzichten zijn zelden absoluut. En wees helder: ruimte geven voor vragen is geen vrijbrief voor onwaarheid. Feitelijke onjuistheden moeten zichtbaar en begrijpelijk worden gecorrigeerd.

Wijs ook op een hardnekkige valkuil: wat vaak in het nieuws komt, lijkt een groter probleem dan het ís. Wat opvalt, is niet altijd wat het meest voorkomt. Zo kreeg de melding van myocarditis (ontsteking van de hartspier) na coronavaccinatie veel aandacht, terwijl het om een zeer kleine groep ging.

Wat in de VS gebeurt, kopiëren we niet zomaar naar Nederland. Onze instituties en verhoudingen verschillen. Maar dat politici regulier medisch advies ontraden of druk uitoefenen zonder doorslaggevend bewijs, is wel een waarschuwing. Ook hier kan beleid meebuigen met de windrichting van het moment. Denk aan de discussie rond het besluit van minister Kuipers in 2023 om kinderhartchirurgie te concentreren in gespecialiseerde centra.

Als we in Nederland geen ruimte willen geven aan dat scenario, moeten we alert blijven. Door het open midden te bewaken waarin verhalen een plek krijgen, terwijl beleid op bewijs blijft rusten. Door onjuistheden duidelijk te corrigeren. En door onzekerheid eerlijk te benoemen, zodat wantrouwen geen voedingsbodem vindt.

We moeten vasthouden aan robuuste wetenschap. En het is goed dat we kritisch kijken naar zorg. Maar het gesprek daartussen verdient evenveel zorg: een gesprek dat verbindt in plaats van polariseert. Waar ervaringen mogen landen zonder direct tot beleid verheven te worden, waar wetenschap zich kan bijstellen zonder gezichtsverlies en waar vertrouwen groeit omdat het wordt uitgelegd, niet afgedwongen.

Uiteindelijk gaat het niet alleen om wat we weten, maar om hoe we die kennis delen. Aan de keukentafel, in de spreekkamer én in de media. Dáár, in dat gedeelde midden, blijven we elkaar vinden – om samen het beste te doen voor iedereen die zorg nodig heeft.

Vorige
Vorige

De ‘fantastic’ leider Trump: onvoorspelbaar als methode

Volgende
Volgende

Terug naar de straat