Wat ik van hun lef wil leren
Over Marokkaanse vrouwen die niets uit de weg gaan — en mij iets spiegelen
Door Farida Ben Moussa
“Ik zou dat daar niet durven zeggen, hoor.”
“Zeg, als het je hier niet bevalt, ga je toch lekker naar Marokko?”
Ik ben de tel kwijt hoe vaak ik dit soort zinnen heb gehoord.
Blijkbaar zijn Marokkaanse vrouwen – daar – nog altijd stil, passief, onderdrukt.
Dat is het beeld.
Maar dat beeld klopt al lang niet meer. Of eigenlijk: het heeft nooit écht geklopt.
Deze zomer ga ik, voor het eerst in elf jaar, terug naar Marokko.
Elf jaar.
Mijn laatste reis was vóór ik kinderen kreeg.
Sindsdien volgde een intensieve levensfase: zwangerschap, werk, burn-out, herstel, moederschap in viervoud.
Toen ik dat laatst hardop zei tegen mijn zus, keek ze op.
“Wauw… ik had me helemaal niet gerealiseerd dat jij zó lang niet bent geweest. Jij hield juist zó van Marokko.”
Ze had gelijk. En toch voelde het alsof het nú pas de juiste tijd is om terug te gaan.
En terwijl ik me langzaam voorbereid op die reis, kijk ik met andere ogen.
Wat me opvalt – steeds vaker, steeds krachtiger – is het geluid.
De stemmen.
De mondige, moedige, scherpe, creatieve stemmen van Marokkaanse vrouwen.
Influencers. Activisten. Comedians. Journalisten.
In het Arabisch, Berbers, Frans — of gewoon in straattaal.
Ze spreken zich uit over relaties, seksisme, vrijheid, moederschap, schoonheid, trauma.
Niet fluisterend. Niet voorzichtig.
Luid. Lacherig. Riskant. Rechtop.
En eerlijk? Dat raakt me.
Want ik kijk naar hen… en ik vraag me af:
Hoe mondig zijn wij eigenlijk nog?
Mijn zus zei iets dat bleef hangen:
“Ik denk dat we hebben onderschat hoeveel lef dáár nodig is. En overschat hoeveel lef wij hier nog gebruiken.”
En ja — in onze goedbedoelende bubbel geloven we vaak dat wij het voorbeeld zijn.
Dat wij weten hoe je voor je rechten opkomt.
Dat je dat hier doet: met beleid, nuance en beleefd verzet.
Maar ondertussen...
Worden vrouwen hier nog steeds weggelachen als ze zich uitspreken.
Wordt elke scherpe stem met roots gereduceerd tot “lastig”.
Wordt mondigheid verward met brutaliteit.
Wordt zachtheid verward met zwakte.
En blijft het beeld bestaan dat dáár, in Marokko, geen ruimte is om iets te zeggen.
Terwijl juist daar vrouwen opstaan – in een publieke ruimte die soms veel minder veilig is dan de onze.
Ze riskeren reputaties. Werk. Vrijheid.
En toch doen ze het.
Eén van hen volg ik al een tijdje.
Een jonge vrouw, helder, open en messcherp.
Ze bespreekt onderwerpen waar velen zich niet aan durven wagen: seksisme, religie, familie-eer, vrouwenrechten.
En ze is niet bang.
Haar kracht? Ze beroept zich op de wet.
In een samenleving vol ongeschreven regels — regels die nergens staan maar overal gelden — blijft zij kalm.
Ze zegt:
“Ik leef in Marokko, onder een koning en binnen een rechtsstaat. Wat ik doe, mág. En als jij vindt dat mijn vrijheid te groot is, dan is dat jouw probleem — niet het mijne.”
Dat is niet alleen lef.
Dat is juridische helderheid.
Ze veegt beschuldigingen niet van tafel met woede, maar met het stille gewicht van rechtvaardigheid.
En dat is misschien wel het meest revolutionaire van alles.
Want Marokkaanse vrouwen zijn al generaties lang mondig — binnen gezinnen, met tantes, zussen, moeders.
Wie goed luistert, weet dat.
Maar wat nu verandert, is dat het zichtbaar wordt.
Op straat. Online. In podcasts, gedichten, cabaret.
In een wereld waar ze lang onzichtbaar bleven, nemen ze nu beeld, ruimte, stem.
En dat inspireert mij.
Als Marokkaanse vrouw die als baby naar Nederland kwam — opgegroeid tussen talen, tussen codes, tussen stoelen — realiseer ik me:
Wij zijn hier misschien iets kwijtgeraakt.
Onze scherpte. Onze stem. Onze zichtbaarheid.
We hebben geleerd om diplomatiek te zijn.
Om normaal te doen.
Om alles in te pakken in nuance.
Maar wie bepaalt wat normaal is?
En wie bepaalt hoe strijd eruit mag zien?
Deze zomer ga ik dus niet zomaar terug.
Ik ga niet alleen op vakantie.
Ik ga terug naar een deel van mezelf.
Naar vrouwen die risico’s nemen met hun woorden.
Die hun pijn niet polijsten, hun waarheid niet verpakken.
Naar een generatie die zichzelf filmt — zonder filter, met vuur in de ogen.
Naar een land dat complex is, tegenstrijdig, en toch vol kracht.
En ik hoop dat mijn kinderen het ook zien.
Dat ze leren dat je je stem mág gebruiken.
Dat ze weten: mondigheid hoeft niet wit, westers of academisch te zijn.
Het mag schuren. Het mag rammelen.
Het mag klinken met accent.
Want soms ligt lef niet in luid zijn,
maar in blijven staan.